Calefax is een hechte formatie van vijf rietblazers die een grote passie delen.
Al vijfendertig jaar houden ze in binnen– en buitenland een reputatie hoog op basis van virtuoos spel, briljante arrangementen en een frisse podiumpresentatie. Ze gelden als de uitvinders van een nieuw genre: het rietkwintet. Daarmee inspireren zij jonge blazers die overal in de wereld in hun voetsporen treden. Calefax, dat is een klassiek ensemble met een popmentaliteit. Net terug van een tournee door de USA spelen ze in Muiderberg “Een eeuw geleden” , een muzikaal portret van Europa in de roerige jaren tien, twintig en dertig.
Lees meer over het programma
Calefax Reed Quintet speelt: “Een eeuw geleden”
Oliver Boekhoorn hobo
Bart de Kater klarinet
Raaf Hekkema saxofoon
Jelte Althuis basklarinet
Alban Wesly fagot
Kurt Weill (1900-1950) Dreigroschen-Suite (1928)
(arr. Raaf Hekkema)
Leoš Janáček (1854-1928) In de mist (1912)
(arr. Alban Wesly)
– Andante
– Molto Adagio
– Andantino
– Presto
Erwin Schulhoff (1894-1942) Hot Music (1929)
(arr. Raaf Hekkema)
– pauze –
Anton Webern (1883-1945) Variationen Op. 27 (1936)
(arr. Eduard Wesly)
Willem Pijper (1894-1947) 2 Sonatines (1925)
(arr. Raaf Hekkema)
Claude Debussy (1862-1918) Préludes (1909-1912)
(arr. Raaf Hekkema)
– La puerta del vino [livre II, nr. 3]
– Minstrels [livre I, nr. 12]
– La sérénade interrompu [livre I, nr. 9]
– “General Lavine” eccentric [livre II, nr. 6]
George Gershwin (1898-1937) An American in Paris (1928,gedeelte)
(arr. Raaf Hekkema)
Lees meer over de musici + Toelichting op het programma
Oliver Boekhoorn (1970) is de hoboïst van Calefax. Zijn muzikale opleiding genoot hij aan de conservatoria van Den Haag en Amsterdam. Hij is tevens lid van Cobla Amsterdam waar hij Tenora speelt en is daarnaast geregeld te gast bij de grote orkesten en ensembles in Nederland. Oliver speelt een Marigaux hobo, maar voor althobo en oboe d’amore prefereert hij Bulgheroni. Ook heeft hij een grote voorliefde voor de Ierse muziek en speelt sinds enige tijd ook Duduk, een Armeens dubbelriet instrument. In zijn vrije tijd vliegt Oliver parapente over de duinen en de alpen, of struint hij door de bossen met zijn fotocamera.
Bart de Kater (1986) is de klarinettist van Calefax. Hij sloot zijn Bachelor- en Masteropleiding cum laude af aan het Conservatorium van Amsterdam. Als muzikant slaat hij vaak een brug naar muziektheater en begeeft zich graag op het vlak van de folklore-muziek. Bart maakt deel uit van het Nieuw Amsterdams Klarinet Kwartet en het Nederlands Blazers Ensemble waarmee hij toerde naar Jordanië, Israël, Turkije, Polen, Brazilië en Bulgarije. Verder is hij regelmatig te gast bij de grote Nederlandse orkesten. Sinds 2017 is Bart werkzaam als docent Jong Talent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en is hoofdvakdocent aan het Conservatorium van Amsterdam.
Raaf Hekkema (1968) is de saxofonist en arrangeerde naar schatting ongeveer de helft van het Calefax-repertoire. Hij treedt ook op als solist en geeft les aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Raaf zet zich in voor het ontwikkelen van repertoire voor de saxofoon, wat soms leidt tot schijnbaar onmogelijke projecten zoals zijn bewerking en cd-opname van de 24 vioolcaprices van Paganini, waarvoor hij in 2007 door het Duitse ECHO Klassik tot ‘Instrumentalist of the year’ werd benoemd. Daarnaast won hij verscheidene andere prijzen. Sinds 2020 is hij lid van de Akademie van Kunsten (KNAW). www.raafhekkema.com
Jelte Althuis (1967) studeerde klarinet bij Herman Braune en George Pieterson aan het conservatorium van Amsterdam en behaalde zijn examen Uitvoerend Musicus in 1993. Zijn gelijktijdige studie basklarinet bij Harry Sparnaay sloot hij met onderscheiding af. Sinds 1994 is hij lid en arrangeur van Calefax, daarnaast speelt hij regelmatig in de grote orkesten in Nederland. In Calefax beperkt hij zich meestal tot de basklarinet en bassethoorn. Jelte bezit, onderhoudt en rijdt een Volvo Amazone uit 1969.
Alban Wesly (1967) is de fagottist, mede-oprichter, en één van de arrangeurs van Calefax. Hij was ook tweeëntwintig jaar de fagottist van het Duitse Ensemble MusikFabrik. Sinds 2019 doceert Alban aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (fagot en kamermuziek).
Zijn muzikale opleiding genoot Alban aan de conservatoria van Amsterdam en Den Haag, waar zijn examen kamermuziek werd gehonoreerd met onderscheiding en de Kolfschoten-prijs. Hij werkte intensief samen met componisten als Gijsbrecht Royé, Karlheinz Stockhausen, Mauricio Kagel, Heinz Holliger, Mayke Nas, Jonathan Harvey en Peter Eötvös. Hij speelt op een fagot van Stephan Leitzinger uit 2012. Eigen site: www.wesly.eu
Toelichting op het programma
De Duitse schrijver Hermann Hesse, in Steppenwolf (1927): “Er zijn perioden waarin een hele generatie zozeer tussen twee tijden, twee levensstijlen terecht komt dat alle moraal, alle geborgenheid en onschuld verloren gaan.” Oostenrijker Stefan Zweig beschrijft in zijn autobiografisch werk Die Welt von Gestern (1942) hoe Europa aan het begin van de twintigste eeuw van een fin-de-siècle-idylle in een maatschappelijke nachtmerrie belandde. De Eerste Wereldoorlog, de daaropvolgende pandemie, het opkomend populisme onder Hitler, Mussolini, Franco, de beurskrach met een wereldwijde recessie tot gevolg en het daardoor oplaaiende antisemitisme; een dramatischer decor voor de werkende kunstenaar is nauwelijks denkbaar. Een dag na de voltooiing van het werk bracht Zweig zich, samen met zijn vrouw, om het leven.
De voortschrijdende industrialisatie had, met name in de tweede helft van de negentiende eeuw, de onderlinge verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen extreem snel veranderd. Het was een tijd van ongekende voorspoed voor velen en verdrukking voor anderen. De werkende klasse werd omgeschoold naar fabrieksarbeid, wat voor sommigen goed uitpakte maar voor anderen slechter. Er ontstond een welvarende middenklasse die ruimte opeiste in het publieke debat en verlangde naar ‘zelfverheffing’; naar toegang tot alle vormen van kunst en wetenschap, teneinde dat wat ze niet waren en nooit konden worden – adellijk – tenminste in de geest te kunnen bereiken. De adel mocht zijn titels behouden, maar raakte geleidelijk zijn positie in het centrum van de macht kwijt.
De kunsten bereikten een mate van ontwikkeling als nooit te voren. De grote steden boden uiteraard alle vormen van vertier, maar nog groter was de wens naar diepgang. En die werd in alle takken van kunst geboden. Er werd geëxperimenteerd, met de meest extreme vormen van kunst tot gevolg. Er ontstonden in hoog tempo nieuwe stromingen en collectieven; voor elke bevolkingsgroep een eigen kunstbiotoop. Reizen werd makkelijker en in de kunst werd geput uit culturen die voorheen onbereikbaar waren. De uitvinding van het vliegtuig maakte dat men anders ging denken over landsgrenzen. Al deze invloeden leidden tot nieuwe inzichten, zoals het exploreren van nieuwe kunsttalen en -ismen zoals het kubisme, surrealisme en dadaïsme. Maar ook de oude tonale muziektaal zoals die eeuwenlang was uitgekristalliseerd werd tegen het licht gehouden: was dat niet een uitgehold medium dat nodig vervangen moest worden door iets dat enigszins gelijke tred kon houden met de complexe moderne tijd?
In Europa heerste tot de eeuwwisseling onder de gefortuneerde klassen een groot gevoel van veiligheid, zo beschrijft Zweig. Tegelijk vormde de daarbij behorende gezapigheid een broeierige ondergrond voor gewelddadige impulsen. Eén van de vreemdste fenomenen in de moderne geschiedschrijving is het ‘verlangen’ in die tijd naar oorlog. Het lijkt alsof de rust die heerste in Europa, gecombineerd met de verwondering over de technologische ontwikkeling, ertoe leidden dat de soldaten die in 1914 naar het front gestuurd werden zingend op hun doel af gingen in de veronderstelling dat ze snel en verrijkt weer naar huis zouden terugkeren. De ongekende verschrikkingen die de Grote Oorlog vervolgens liet zien, met onder andere het gebruik van de eerste geavanceerde tanks en het gebruik van chemische wapens, gaven stof tot nadenken over mensenrechten en boden wetenschappers zoals psychoanalyticus Sigmund Freud een wrang maar vruchtbaar onderzoeksterrein.
In 1918 kreeg Duitsland de rekening gepresenteerd. Het Verdrag van Versailles, dat het einde van de oorlog markeerde, dicteerde Duitsland om herstelbetalingen te doen die het zich herstellende land onmogelijk kon betalen, terwijl gelijktijdig het Ruhrgebied, één van de economische pijlers van het land, was ingenomen door Frankrijk bij wijze van represaille. Duitsland reageerde door de geldpers aan te zetten, waarmee het bewust een gigantische inflatie veroorzaakte. Tussen 1922 en 1924 zakte de Duitse mark van 1:160 ten opzichte van de dollar naar 1:4.200.000.000.000. De benarde financiële situatie en het geschonden zelfbeeld van de Duitse burgers die dit tot gevolg had wordt wel gezien als de belangrijkste oorzaak van het opkomend nazisme.
Toch was Berlijn enige jaren later toonaangevend in Europa op het gebied van kunst en cultuur. De jazz, met de Amerikaanse bevrijders van Europa meegewaaid, was alomtegenwoordig. Het werd door Duitse orkesten en muzikanten met verengelste namen gespeeld onder de benaming Hot Music.
Als er één muziekstuk is dat symbolisch is voor Berlijn tijdens het interbellum, dan is dat de Dreigroschenoper van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Dit is dansen op de vulkaan in optima forma. De opera, meer een musical, is een ode aan zwervers, misdadigers, oplichters en prostituees. Crimineel Macheath, ook wel Mackie Messer, wiens levensmotto direct na de korte en korzelige ouverture wordt blootgegeven, trouwt met Polly, de dochter van een makelaar in bedelaarsinkomsten. Daar er op de bruiloft weinig entertainment is, zingt Polly een lied over de ingebeelde zeeroofster Jenny, die elke man laat sidderen van angst. Mackie, inmiddels op de vlucht voor zijn arrestatie, vindt nog even tijd om in zijn favoriete bordeel een vlugge herinnering op te halen aan de tijd dat hij zelf een bordeel bestierde, maar de hoofdmadam verraadt hem en hij belandt in de cel. Terwijl hij wacht op zijn terechtstelling verschijnt er echter, als ‘Deus ex Machina’ een ruiter te paard, een Koninklijke Bode, die Macheath in de adelstand verheft, een kasteel aanbiedt alsmede een pensioen. De moraal van dit verhaal; vervolg de kleine crimineel toch niet, het leven is al moeilijk genoeg.
Leoš Janáček’s leven was getekend door problemen, mogelijk mede veroorzaakt door zijn door vrienden als moeilijk omschreven karakter. Zijn carrière als componist begon pas serieus vorm te aan te nemen in het tweede decennium van de twintigste eeuw, toen hij al bijna zestig was. Tot dan toe had hij voornamelijk lesgegeven en gecomponeerd, maar steeds zonder noemenswaardig succes. Persoonlijk leed heeft uiteindelijk mede vorm gegeven aan zijn meest tot de verbeelding sprekende composities. Zo is zijn pianosonate 1. X. 1905 een muzikaal eerbetoon aan een vriend die bij een demonstratie door ingrijpen van de politie omgekomen was, en is het strijkkwartet “de Kreutzersonate” (naar een novelle van Tolstoj) het resultaat van een langdurige hartstochtelijke platonische relatie met een leerlinge. De pianocyclus In de mist (een metafoor voor de wazige toonsoorten en steeds wisselende vormen) is ontstaan in de periode na de vroegtijdige dood van zijn dochter, en een reeks van teleurstellingen in zijn professionele leven. De muziek is een goed voorbeeld van Janáčeks zeer individuele stijl, die de spraak als belangrijkste inspiratie heeft, en derhalve bij tijd en wijle een zeer grillig verloop heeft.
Erwin Schulhoff, eveneens een Tsjech, werd op voorspraak van Antonín Dvořák op tienjarige leeftijd toegelaten tot het Praags conservatorium. Later was hij leerling van onder anderen Claude Debussy en Max Reger. Een reizend leven als pianovirtuoos volgde, onderbroken door zijn mobilisatie ten tijde van de oorlog. Het had grote invloed op hem, en hij wendde zich als componist tot het modernisme en werd één van de eerste dadaïstische componisten. Zo schreef hij het eerste stilte-stuk; In futurum, een pianowerk geheel genoteerd in zeer complexe rustnoten. Hiermee liep hij dertig jaar voor op John Cage’s beroemde 4’33’’, dat hetzelfde principe heeft. Schulhoff was ook een groot liefhebber van jazz, en danste graag tot in de kleine uurtjes in danslokalen. Hot Music, een serie gesyncopeerde piano-études, is een amechtige parade van schetsen van de roerige jaren twintig. Schulhoff overleed in een concentratiekamp op 48-jarige leeftijd.
Van alle stijlen die in de kunstmuziek grote invloed hebben gehad, is de twaalftoonstechniek wel één van de meest besproken. Anton Webern werkte een vol jaar aan zijn Variationen Opus 27, en dat voor een stukje van ruim vijf minuten. Het kenschetst de precisie die bij die stijl hoort. De twaalftoonstechniek was het tegenbod op de traditionele tonaliteit die de muziek zo lang in een houdgreep had gehouden. In de twaalftoonstechniek klinken alle twaalf tonen even vaak, wat een nivellerend effect heeft, met als doel het vermijden van de gebruikelijke tonale hiërarchie. Aldus ontstaat een nieuwe taal, vrij van oude associaties.
Willem Pijper wordt nu beschouwd als één van de belangrijkste vooroorlogse Nederlandse componisten. Hij was bij collega’s nochtans vooral bekend en gevreesd om zijn scherpe pen als muziekcriticus en -publicist. In die hoedanigheid was hij mede verantwoordelijk voor het vertrek van dirigent Jan van Gilse bij het Utrechts Stedelijk Orkest. In zijn Sonatines toont hij zich meester op de korte afstand. In kort tijdsbestek passeert een waaier aan thema’s en motieven de revue, alles raak en zeer precies uitgewerkt, zonder de vorm uit het oog te verliezen.
Claude Debussy staat al sinds de beginjaren bij Calefax op de lessenaars. Van de Préludes, gepubliceerd in twee boeken van twaalf, zijn in de loop van al die jaren ook een aantal rietkwintetversies gemaakt. Deze set van vier préludes belicht de dansante kant van Debussy. Met name diens voorliefde voor Spaanse muziek is erin te horen, maar ook, in het laatste deel, een Cakewalk, een gesyncopeerde dans die vermoedelijk in Amerika is begonnen als een danswedstrijd door tot slaaf gemaakten; een parodie op de dansen van hun witte overheersers. Ze konden daarbij een cakeje winnen. Later werd de dans geïmporteerd in Europa en werd daar zeer populair in de dancehalls.
Amerikaan George Gershwin was pas achtentwintig en desondanks al beroemd toen hij Maurice Ravel ontmoette in New York. Op Gershwins verzoek om compositieles antwoordde Ravel dat “het beter was om een eersteklas Gershwin te worden dan een tweedeklas Ravel”. Evengoed ried Ravel Gershwin aan om les te nemen in Parijs bij Nadia Boulanger. Boulanger, die later grote faam vergaarde als docente van onder andere Aaron Copland, Astor Piazzolla en Philip Glass, werd enige tijd later inderdaad door Gershwin bezocht. Hij speelde tien minuten van zijn muziek voor haar waarop zij hem liet weten dat ze hem niets meer te leren had. Evengoed was zijn reis naar Europa en zijn verblijf in Parijs van doorslaggevende invloed op zijn carrière. Hij ontmoette Kurt Weill in Berlijn en tal van andere kunstenaars in Parijs. Maar nog belangrijker was dat hij zich bewust werd van zijn persoonlijke, Amerikaanse en door jazzinvloeden gekleurde stijl. In An American in Paris lijkt Gershwin op zoek te zijn naar een zinvolle synthese van die eigen stijl en zijn nieuwverworven kennis op het gebied van klassieke vorm en compositie. Het is complexer en klassieker dan zijn eerdere werk. Het autobiografische stuk beschrijft de verwondering van een wandelaar in het chaotische Parijs van de jaren twintig.
© 2022 Raaf Hekkema